Werknemers publieke sector vinden internet makkelijk bruikbaar

In november 2008 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken onderzoek gedaan naar de internetvaardigheden en internet awareness van werknemers in de publieke sector.

Werknemers kregen een vragenlijst voorgelegd over internetgebruik, internetvaardigheden en internetbewustzijn. Volgens de toelichting bij het onderzoek kan staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken bepalen of en waar verbeteringen in de vaardigheden van werknemers mogelijk zijn en hoe die verbeteringen tot stand kunnen komen.

Gemiddeld maken de respondenten 8,4 uur per week gebruik van het internet. Het internet gebruiken zij gemiddeld al 11 jaar. Verder blijkt dat de houding ten aanzien van het internet positief is. Daarnaast wordt het internet als makkelijk bruikbaar ervaren.

Bij rapportages over onderzoek moet je je altijd afvragen in hoeverre de uitkomsten betrouwbaar zijn. Is er in dit geval sprake geweest van representativiteit voor de werknemers in de publieke sector? Nadere analyse leert dat dit hoogstwaarschijnlijk niet het geval is.

Het onderzoek is uitgevoerd met het Flitspanel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Dit is een internetpanel van overheidswerknemers (openbaar bestuur, onderwijs & veiligheid). Deelnemers aan het Flitspanel krijgen regelmatig een uitnodiging voor een enquĂȘte over het werk dat ze doen en de organisatie waar ze werken. Volgens de toelichting bij het flitspanel zijn de leden via een aselecte steekproef geselecteerd. Dat is mooi, maar het is niet zo dat dit ook betekent dat ze meedoen.

Voor het onderzoek naar internetvaardigheden en internet awareness werd aan 15250 werknemers een vragenlijst gestuurd. Daarvan vulden 6518 werknemers de vragenlijst in. Dat komt neer op een respons van maar 43%. De grote vraag is nu of er niet een vertekening in de uitkomsten zit. Dat zou best wel eens kunnen, omdat het internet moest worden gebruikt om de vragenlijst in te vullen. De hypothese lijkt nog al voor de hand te liggen dat mensen met een positieve houding ten aanzien van Internet en die internet makkelijk bruikbaar vinden, de vragenlijst eerder zullen invullen dan digibeten en digifoben.

Het verslag van het onderzoek vermeldt niet dat een mogelijke selectiviteit van de respons is onderzocht, noch dat daarvoor is gecorrigeerd. Het lijkt er dus op dat er grote vraagtekens moeten worden gezet bij de betrouwbaarheid van de uitkomsten van dit onderzoek.

fokke-sukke