Durfden de Oostenrijkse peilers niet?

Bij de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in Oostenrijk op 22 mei 2016 heeft de groene kandidaat Alexander Van der Bellen de rechts-populistische Norbert Hofer verslagen. Het verschil was maar klein. Van der Bellen kreeg 50,3% van de stemmen en Hofer 49,7%. Dat komt neer op een verschil van 31.026 stemmen. Elke verkiezing biedt de mogelijkheid om te controleren of de peilers het goed hebben gedaan. Als er tenminste peilingen zijn.

oostenrijk4

De verkiezing van de nieuwe president in Oostenrijk ging in twee ronden. In de eerste ronde (op 24 april 2016) was er een reeks kandidaten, De twee kandidaten met de meeste stemmen gingen door naar de tweede ronde. Dat waren Norbert Hofer en Alexander Van der Bellen. Die eerste ronde verliep rampzalig voor de Oostenrijkse peilers. Ze voorspelden dat Van der Bellen die nipt zou winnen, maar het werd Hofer met grote overmacht.

In de periode tussen de eerste en de tweede ronde waren er maar twee peilingen: een peiling van MindTake Research op 11 mei en een peiling van Gallup op 12 mei. Misschien durfden de andere peilers het niet meer aan na het debacle van 24 april. IIn de tabel hieronder staan de uitkomsten van beide peilingen.

oostenrijk6

Beide peilingen zijn online peilingen. Het is niet duidelijk hoe de steekproeven voor deze peilingen zijn getrokken. Wel is duidelijk dat de steekproeven maar klein waren (505 en 600). De voorspellingen voor Van der Bellen vallen wat te laag uit en die voor Hofer zijn wat te hoog. Het is de vraag of deze afwijkingen significant zijn. Om daar achter te komen moet je de onzekerheidsmarges uitrekenen. In de dotplot hieronder is dat gedaan. De blauwe punten geven de voorspellingen aan en de blauwe lijnstukken de bijbehorende onzekerheidsmarges. De rode lijn geeft de werkelijke verkiezingsuitslag aan (50,3%).

oostenrijk6b

De rode lijn ligt binnen beide onzekerheidsmarges. Er is dus geen sprake van een significant afwijkende voorspellingen. Dat is mooi, maar hierbij moet je wel bedenken dat de steekproeven klein waren. Daardoor zijn de onzekerheidsmarges groot en komt de werkelijke uitslag vanzelf binnen de grenzen te liggen.

Bij het voorspellen hoor je rekening te houden met de onzekerheidsmarges door een ondergrens en een bovengrens voor de voorspelling aan te geven. Zo is de onzekerheidsmarge voor Gallup gelijk aan 4 procentpunten. Dat betekent dat het werkelijke percentage voor Van der Bellen met grote waarschijnlijkheid tussen de 43% en de 51% moet liggen. Met zo’n uitspraak kun je niet zo veel. Het zou kunnen dat Van der Bellen minder dan de helft van de stemmen krijgt, maar het zou ook meer dan 50% kunnen zijn.

De moraal van dit verhaal? Het is beter om grotere steekproeven te trekken. Dan kun je nauwkeuriger uitspraken te doen. Die zijn informatiever. En dan zal je ook achteraf beter kunnen vaststellen of er iets mis was met een peiling.