De choropletische gevaren van Zwarte Piet
Elk jaar opnieuw laait de discussie over Zwarte Piet op. En dan zijn er ook weer peilingen over de kleur van Zwarte Piet. De gegevens van die peilingen kun je ook gebruiken om een beeld te geven van de spreiding van de meningen verspreid over het land. Dat doe je met een thematische kaart. Maar daar zitten wel haken en ogen aan. We laten dat zien aan de hand van een paar fraaie kaartvoorbeelden van onderzoeker Josse de Voogd.
Maurice de Hond deed in 2018 onderzoek naar de mening van de Nederlanders over Zwarte Piet. De belangrijkste vraag is of Zwarte Piet moet blijven zoals hij nu is (zwart) of dat hij geleidelijk zou moeten veranderen. Uit het onderzoek bleek dat 60% van de Nederlanders Zwarte Piet in zijn traditionele vorm wilde behouden en dat 40% voorstander was van een geleidelijke verandering.
Die 60% en 40% zijn landelijke percentages. Je kunt je afvragen of je deze percentages overal in het land terugvindt of dat er misschien regionale verschillen zijn. Om meer inzicht hierover te krijgen, kun je een choropletische kaart maken. Dit is een thematische kaart die is samengesteld uit gebieden (hier gemeenten) en waarbij elke gebied de kleur krijgt die hoort bij de waarde van de variabele die je wilt tonen.
De eerst kaart hieronder is gemaakt door onderzoeker Josse de Voogd. Hij gebruikte de gegevens van
Maurice de Hond. De kleur van de gemeente geeft aan hoe men denkt over Zwarte Piet. Heeft een gemeente een van de tinten bruin, dan wil de meerderheid de traditionele Zwarte Piet houden. Hoe donkerder het bruin, hoe hoger het percentage dat Zwarte Piet zo wil houden. De groene gemeenten zijn gemeenten waarin de meerderheid wil dat Zwarte Piet verandert. Hoe donkerder het groen, hoe hoger het percentage dat verandering wil.
Dit voorbeeld toont de kracht van thematische kaarten. De kaart is inzichtelijk en goed te interpreteren. De mensen die verandering willen, wonen voornamelijk in grote steden als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Groningen. De wat meer landelijke gebieden in het noorden, oosten, zuiden en zuidwesten zijn heel donkerbruin. Daar moet Zwarte Piet blijven zoals hij is. Er lijkt sprake te zijn van een duidelijke tweedeling: in de steden moet Zwarte Piet veranderen en op het platteland niet.
De groene gebieden lijken maar een heel klein deel uit te maken van Nederland. De kaart suggereert dat maar een heel kleine minderheid Zwarte Piet wil veranderen. Dit lijkt niet in overeenstemming te zijn met de uitkomsten van de Maurice de Hond. Volgens zijn peiling zou een flinke groep van 40% Zwarte Piet te willen veranderen. Het groene gebied is veel kleiner dan 40% van het totale oppervlak.
We hebben hier te maken met een geval van ‘area bias’ (oppervlaktevertekening). De oppervlaktes van de gemeenten komen niet overeen met het aantallen inwoners. Dat zie je bijvoorbeeld bij Amsterdam. De oppervlakte van deze stad is vrij klein, maar er wonen heel veel mensen (850.000). De mening van al die mensen is onvoldoende zichtbaar. Vergelijk Amsterdam maar eens met de gemeente Noordoostpolder. De oppervlakte (en dus de impact) van deze gemeente is veel groter, terwijl er toch maar 47.000 mensen wonen. Het is een grote, maar erg dun bevolkte gemeente.
Het probleem van de area bias kun je op verschillende manieren oplossen. De kaart hieronder laat de oplossing zien die je krijgt als de gebieden gaat vervormen. Ook deze kaart is gemaakt door Josse de Voogd. Hij maakte de gebieden zo groot dat de oppervlakte overeenkomt met het aantal inwoners. Dus een gemeente is groot als er veel mensen wonen en klein als er weinig mensen wonen. Gemeenten als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en Groningen zijn veel groter geworden. En Noordoostpolder is helemaal verschrompeld. En het bruine gebied in het oosten is veel kleiner geworden. Nederland is verfomfaaid maar de mening over Zwarte Piet is juist weergegeven.
Een nadeel van deze vervormde kaart is dat de vorm van Nederland is aangetast. Zo zijn Noord-Holland en Zuid-Holland opgeblazen, terwijl Zeeland en Friesland juist zijn verschrompeld. Toch is de interne samenhang wel enigszins in stand gebleven. Je kunt nog steeds diverse gemeenten terugvinden.
Als je dit soort vervormingen niet wilt in je kaart, dan zijn er ook nog andere manieren om een thematische kaart te maken. Een voorbeeld is een figuratieve kaart. Hierbij ga je uit van de oorspronkelijke kaart. In de gebieden zet je symbolen (bijvoorbeeld vierkantjes of cirkeltjes) en de grootte van die symbolen moet de waarde van het te tonen verschijnsel weergeven.
De figuur hieronder bevat een voorbeeld van een figuratieve kaart. Hij toont de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2012. De grootte van een vierkantje geeft het aantal kiesmannen aan en de kleur de kandidaat (blauwe: Obama, rood: Romney).
Neem bijvoorbeeld de staat Montana (MT). Die ligt in het noordwesten (de staat met het kleine rode vierkantje). Montana heeft een grote oppervlakte. Dus is de staat groot op de kaart. Montana is echter maar dunbevolkt. Daarom heeft hij slechts drie kiesmannen. Vergelijk dat eens met de staat Florida (FL). Die staat ligt helemaal in het zuidoosten. Het oppervlak van deze staat is kleiner dan dat van Montana. Maar hij is wel dichtbevolkt. Daarom heeft hij 29 kiesmannen en heeft terecht een groter vierkantje dan Montana.
Er zijn nog wel meer manieren om een thematische kaarten. Voorbeelden kun je hier vinden in ‘Hoed u voor choropleten!‘.
De boodschap van dit verhaal mag duidelijke zijn: wees voorzichtig met het maken van thematische kaarten. Probeer te voorkomen dat zulke kaarten je op het verkeerde been zetten bij het interpreteren ervan.