Let op bij het gebruik van symbolen in grafieken

Op 1 januari 2023 woonden er 2572 mensen van honderd jaar of ouder in Nederland. Dit zijn er ruim tweemaal zoveel als twintig jaar geleden. Aldus een bericht van het CBS op 11 september 2023. Een staafdiagram maakte deel uit van dit bericht. Daaruit kon je de leeftijdsverdeling van de ‘honderdplussers’ aflezen. Opvallend was dat dit staafdiagram niet was opgebouwd uit staven, maar uit stapels poppetjes. Zie figuur 1. Is dit een goede aanpak?

Figuur 1. De grafiek van het CBS.

De CBS-grafiek is een duidelijke, heldere grafiek. De interpretatie is simpel. Elk paars poppetje stelt 10 vrouwen voor en elk groen poppetje staat voor een 10 mannen. Dat kun je aflezen uit de legenda. Zo kun je duidelijk zien dat er in elke leeftijdscategorie veel meer vrouwen dan mannen zitten. Er zijn, bijvoorbeeld, 965 vrouwen van 100 jaar en slechts 196 mannen. De omvang van de staven correspondeert met de waarde de variabele. Zo hoort het ook.

Toch kun je je afvragen waarom poppetjes zijn gebruikt en niet gewoon simpele staven? Vormgevers van grafieken vinden soms een staafdiagram wat saai. Om een dergelijke grafiek aantrekkelijker te maken, vervangen ze de staven dan door ‘leuke’ symbolen die passen bij het onderwerp van de grafiek. Dat kan, maar pas wel op dat de verhoudingen tussen de getoonde waarden correct blijven. Als je rommelt met de groottes van de symbolen, kan de grafiek je op het verkeerde been zetten. Je krijgt dan een verkeerd beeld van de omvang van de in beeld gebrachte verschijnselen.

De problemen met het verkeerd gebruik van symbolen in grafieken zijn al langer bekend. Al in 1924 schreef de Leidsche hoogleraar B.G. Escher (stiefbroer van de bekende graphicus M.C. Escher) het boekje “De methodes der grafische voorstelling”.  Het is uitgegeven door uitgeverij Wereldbibliotheek in Amsterdam. In dit boekje besprak hij de grafiek die is gereproduceerd in figuur 2. Het gaat om de toename van het aantal jongens op de “lagere dagscholen”. Dat aantal neemt toe, maar niet zo hard als de grafiek suggereert. Het poppetje voor 1915 is 3,3 keer zo groot als het poppetje van 1875, terwijl het aantal leerlingen slechts met een factor 1,9 is toegenomen. De verhoudingen kloppen dus niet. Escher noemt ook nog een ander probleem van deze grafiek: mensen zouden ten onrechte kunnen denken dat de leerlingen in de loop van de tijd steeds groter zijn geworden (door betere voeding en gezondheid).

Figuur 2. De grafiek van B.G. Escher.

Als je toch met symbolen in grafieken wilt werken, doe het dan op de manier van het CBS. Zie figuur 1. Geef de omvang van het verschijnsel niet aan door het symbool een bepaalde grootte te geven, maar door het symbool een aantal maal te herhalen. Zo kun je bijvoorbeeld de rechter grafiek in figuur 3 krijgen. Als een waarde twee keer zo groot is, dan geef je dat aan met twee keer zoveel symbolen. In figuur 3 staat elk poppetje voor 20.000 jongens.

Figuur 3. De gerepareerde versie van figuur 2.

We kunnen concluderen dat het gebruik van symbolen in een staafdiagram soms helpt om een grafiek wat aantrekkelijker te maken. Maar je moet wel oppassen met de manier waarop je die symbolen gebruikt. Je moet niet de groottes van de symbolen variëren, maar de groottes gelijk houden en de aantallen variëren.